|
Adriaan Alexander Gerbrands (1917-1997) werd geboren in 1917 te Menado op Celebes (het huidige Manado, Sulawesi, Indonesië). Hij begon zijn academische carrière aan het instituut voor Indologie aan de Universiteit Leiden met de intentie terug te keren naar Nederlands-Indië als koloniaal ambtenaar. Zijn leven zou echter een andere wending nemen.
Tijdens zijn studie verdiepte Gerbrands zich in de antropologie van Nederlands-Indië en algemene antropologie, dat werd gedoceerd door prof.dr. J.P.B. de Josselin de Jong. Hij behaalde zijn doctoraal in 1941, maar kon vanwege de oorlog niet naar Nederlands-Indië terugkeren.
Van 1947 tot 1966 was Gerbrands verbonden aan het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden, eerst als wetenschappelijk medewerker, later als conservator van de Afrikaanse en Amerikaanse afdelingen, en vanaf 1960 als adjunct-directeur, waarbij hij verantwoordelijk was voor tentoonstellingen en etnografische films. In 1956 promoveerde hij met zijn proefschrift Kunst als een cultuur-element, in het bijzonder in Neger-Afrika aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit Leiden. Gerbrands deed in 1960-1961 veldwerk bij de Asmat van Zuidwest Nieuw-Guinea (het huidige Irian Jaya), wat later resulteerde in zijn veelgeprezen film Matjemosh en het boek Wow-ipits: Eight Asmat Woodcarvers of New Guinea. Bovendien verrijkte hij de collecties van het Museum Volkenkunde met objecten van de Asmat, de Kilenge (West Nieuw-Brittannië), en de Sepik gebieden (Papua Nieuw- Guinea), alsmede vierduizend zwart-wit-foto’s, tienduizend kleurendia’s, zeven documentaire films, en meerdere video- en geluidsopnames van interviews.
In 1966 accepteerde Gerbrands de positie van Hoogleraar Culturele Antropologie aan de Universiteit Leiden. Zijn belangstelling voor objecten en andere non-verbale aspecten van communicatie nam hij mee naar de universiteit. In zijn werk legde Gerbrands de nadruk op participerend etnografisch veldwerk en hij voegde een nieuw element toe aan de etnografie van de materiële cultuur met de introductie van visuele methoden, zowel fotografie als cinematografie. Gerbrands achtte het noodzakelijk dat de opleiding culturele antropologie zowel een praktische als theoretische training in het omgaan met fotografie, film en geluidsopname moest aanbieden. Zijn studenten hebben veel belangrijke etnografische films gemaakt en Gerbrands interesse in film leverde hem veel internationale contacten op.
De film Matjemosh (de naam van een Asmat-houtsnijder), geroemd in de antropologie van kunst en de etno-cinematografie, is het meest kenmerkende resultaat van de baanbrekende methode die hij ontwikkelde, waarbij de kunstenaar werd betrokken in de studie van de materiële cultuur. Met zijn films en publicaties bracht Gerbrands de vakgroepen van materiële cultuur, visuele etnografie en culturele antropologie, die hoofdzakelijk gescheiden waren sinds het begin van de twintigste eeuw, weer bij elkaar. Zodoende legde hij de fundamenten voor de huidige samenwerking tussen museologie, visuele etnografie, en academisch werk, zoals die wordt nagestreefd door het Instituut Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie en het Rijksmuseum voor Volkenkunde.
|
< terug naar programma
|